Nederlands

 
[2] averecht breien
Uitspraak
Woordafbreking
  • ave·recht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verkeerd’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • uit het middelnederlands [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen averecht averechter averechtst
verbogen averechte averechtere averechtste
partitief averechts averechters -

Bijvoeglijk naamwoord

averecht [3]

  1. binnenste buiten; precies tegengesteld
    • Dat een natuurlijke psychologische neiging, zegt Schmidt. Factchecks hebben om diezelfde reden weinig zin om mensen te overtuigen, denkt Schmidt. „Factchecks hebben een averechtse uitwerking als je mensen in een andere bubbel wil bereiken. Als je mensen confronteert met informatie die niet aansluit op hun eigen wereldbeeld past, graven ze zich juist dieper in.” [4] 
  2. breien Met de draad aan de voorkant van het breiwerk
    • De tricot steek is om en om een naald recht en een naald averecht breien. 
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iets pakt averechts uit
iets gaat helemaal verkeerd aflopen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen