autocue
- au·to·cue
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘halfdoorlatende spiegel van de lens van een tv-camera die de tekst voor de spreker aanwijst’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- van Engels autocue
- afgeleid van cue met het voorvoegsel auto-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autocue | autocues |
verkleinwoord | - | - |
de autocue m
- (media) voor de kijker onzichtbaar scherm waarop regel voor regel de tekst van een nieuwslezer of spreker verschijnt
- teleprompter (minder gangbaar)
- Het woord autocue staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autocue" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "autocue" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- eponiem van het Britse bedrijf Autocue dat teleprompters maakt, afgeleid van cue "hint, aanwijzing" met het voorvoegsel auto-, een verkorting van automatic "automatisch, vanzelf"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
autocue | autocues |
autocue