• cue
  • van Engels cue, in de betekenis van ‘aanwijzing voor het opkomen van een acteur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cue cues
verkleinwoord - -

de cuev / m

  1. aanwijzing van de regisseur voor iemand die in beeld iets moet zeggen of doen of voor een verandering van de belichting of het decor
vervoeging van
cueën

cue

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cueën
    • Ik cue. 
  2. gebiedende wijs van cueën
    • Cue! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cueën
    • Cue je? 
67 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]