• au·then·ti·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
authentiseren
authentiseerde
geauthentiseerd
zwak -d volledig

authentiseren

  1. overgankelijk echtheid, oorsprong of rechtsgeldigheid vaststellen (bijvoorbeeld van een document of kunstvoorwerp)
     Het authentiseren tovert een vertaling om tot een authentieke tekst die binnen de grenzen van zijn territorium in alle opzichten het gezag van een originele tekst bezit en die bijgevolg spreekt in zijn eigen naam die tegelijk en in alle opzichten dezelfde naam is die ook voor de equivalente versies tekent.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Theo Hermans
    De peren van de kersenboom (augustus/september 2000) in: Perspectieven voor de internationale neerlandistiek in de 21ste eeuw. Handelingen Veertiende Colloquium Neerlandicum. (2001), Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, Woubrugge, ISBN 9072870069, p. 382