• as·te·ro·i·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘planetoïde’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
  • Afkomstig van het Oudgriekse ἀστήρ (ster) met het achtervoegsel -oïde [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord asteroïde asteroïdes
asteroïden
verkleinwoord asteroïdetje asteroïdetjes

de asteroïdev

  1. (astronomie) een klein vast hemellichaam dat net als een planeet om de zon draait
    • De schijnbare magnitudes van de meeste van de bekende asteroïden zijn 11-19. 
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]