Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bei·ders·stand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidersstand arbeidersstanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de arbeidersstandm

  1. (economie) (politiek) de sociale klasse die bestaat uit mensen die loonarbeid verrichten
     En alles was altijd een bron van vreugde door zijn volheid en elegantie: de kerkdiensten, het dansen, de mensen, de manieren, ook al waren ze een eenvoudig gezin uit het volk, de burgerij, uit de boeren- en arbeidersstand.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen