appeltaart
- Geluid: appeltaart (hulp, bestand)
- IPA: / ˈapəlˌtart / (3 lettergrepen)
- ap·pel·taart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appeltaart | appeltaarten |
verkleinwoord | appeltaartje | appeltaartjes |
- (voeding) gebak gevuld met stukjes vruchten van de appelboom
- Er was appeltaart en de kinderen droegen stukjes voor: er was een lunch en een passend cadeau.[3]
- zelfs in de lekkerste appeltaart zit wel een pit
op alles valt wel iets aan te merken
1. gebak gevuld met stukjes vruchten van de appelboom
- Het woord appeltaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "appeltaart" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ appeltaart op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Zilveren poets Mary in de bloemetjes, De Gelderlander, 26 april 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be