apanage
- apa·na·ge
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apanage | apanages |
verkleinwoord | - | - |
- gebied of ander vermogen door een feodaal heerser als inkomstenbron aan een vazal toegekend
- Sommigen bezaten een groot aantal desa's als apanage (...) [3]
- toelage voor rekening van de staat, in het bijzonder aan leden van een vorstenhuis
- Dan is er geen twist meer over het apanage, want niemand wil langer onze koning zijn, als er niet langer iets in onze beurs is. [4]
- [2] dotatie (België)
- [1] apanagebezit
- [1] apanagegebied
- [1] apanagegrond
- [1] apanagehouder
- [1] apanagerecht
- [1] apanagestelsel
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ apanage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Sollewijn Gelpke, J.H.F."Het landbezit op Java en de geschiedenis." in: De Gids. jrg. 38 nr. 1(januari 1874) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 54; geraadpleegd 2015-06-23
- ↑ Boer, R.C."Zweedsche dichters van onzen tijd." in: Onze Eeuw. jrg. 17 nr. 3 (maart 1917) De erven F. Bohn, Haarlem; p. 367; geraadpleegd 2015-06-23
- Het woord apanage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- apa·na·ge
- Van Oudfrans apaner en middeleeuws Latijn appanare (ad "tot", panis "brood" met het achtervoegsel -are dat werkwoorden vormt) "tot bestaansmiddel geven", met het achtervoegsel -age dat zelfstandige naamwoorden vormt
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
apanage | l'apanage | apanages | les apanages |
apanage m
- apanage, gebied of ander vermogen door een leenheer als inkomstenbron aan een vazal toegekend