feodaal
- fe·o·daal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot het leenstelsel behorend’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Latijnse feudum (leengoed) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | feodaal | feodaler | feodaalst |
verbogen | feodale | feodalere | feodaalste |
partitief | feodaals | feodalers | - |
feodaal
- (geschiedenis) (leenstelsel) tot het leenstelsel behorend
- maatschappelijk gezien achterhaald, ouderwets
- Het woord feodaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feodaal" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "feodaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ feodaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be