• fe·o·daal
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot het leenstelsel behorend’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Latijnse feudum (leengoed) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen feodaal feodaler feodaalst
verbogen feodale feodalere feodaalste
partitief feodaals feodalers -

feodaal

  1. (geschiedenis) (leenstelsel) tot het leenstelsel behorend
  2. maatschappelijk gezien achterhaald, ouderwets
81 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]