• all·rom
Naar frequentie 187995
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   allrom     allrommet     allrom     allromma
allrommene  
genitief   allroms     allrommets     allroms     allrommas
allrommenes  

allrom, o

  1. (bouwkunde), (familie) familiekamer, woonkamer (een kamer voor verschillende familiale doeleinden)
    «Enebolig til salgs med 3 soverom, allrom, stue, 2 bad.»
    Vrijstaand huis te koop met 3 slaapkamers, familiekamer, woonkamer, 2 badkamers.
  2. (bouwkunde), (maatschappij) groepsruimte, ontmoetingsruimte (een kamer voor verschillende gemeenschappelijke doeleinden)
    «I skolens inngangsparti ligger et nydelig allrom, utstyrt med bordgrupper od diverse spill.»
    Bij de ingang van de school is een mooie groepsruimte, uitgerust met tafelgroepen en verschillende spellen.

allrom

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van allrom


  • all·rom
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   allrom     allrommet     allrom     allromma  

allrom, o

  1. (bouwkunde), (familie) familiekamer, woonkamer (een kamer voor verschillende familiale doeleinden)
  2. (bouwkunde), (maatschappij) groepsruimte, ontmoetingsruimte (een kamer voor verschillende gemeenschappelijke doeleinden)

allrom

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van allrom