ontmoetingsruimte

Nederlands

 
ontmoetingsruimte
Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·moe·tings·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontmoetingsruimte ontmoetingsruimtes
ontmoetingsruimten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ontmoetingsruimtev

  1. plaats waar mensen bij elkaar kunnen komen om met elkaar in contact te komen
    • Het is zaterdag 27 april 2019. Ik parkeer mijn auto achter de kerk. Uit een ontmoetingsruimte klinken tromgeroffel en getrompetter. Even later staat er op het plein tussen klooster, ontmoetingsgebouw, kerk en kerkhof een groep scouts in het gelid, met vlaggen – de Nederlandse voorop – te musiceren. [1] 
    • Een compleet nieuw ontwerp voor de Dutch Mountains gaat vrijwel zeker landen in KnoopXL, het nieuwe woon- en werkdistrict rond het spoor in Eindhoven. Twee torens van 110 en 150 meter met onder meer woningen, werkplekken en ontmoetingsruimte moeten daar verrijzen. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen