• ak·ker·bouw
enkelvoud meervoud
naamwoord akkerbouw -
verkleinwoord - -

de akkerbouwm

  1. (landbouw) aanbouw van gewassen in de volle grond, met uitzondering van groenten en fruit
     De vuren zijn meestal aangestoken door boeren. Zij verbranden bossen om de grond leeg te maken. Die grond gebruiken ze dan voor akkerbouw en veeteelt.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    nieuwsbegrip.nl
    “Bosbranden in het Amazonegebied” (26-8-2019), CED-groep
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be