Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·mon·te·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afmonteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afmonteren
monteerde af
afgemonteerd
zwak -d volledig
  1. een project voltooien door de laatste montagewerkzaamheden te verrichten
     Afgelopen week werd in Ede de 250ste MorgenWonen-woning opgeleverd. Dat aantal wordt in hoog tempo opgeschroefd tot 440 stuks per jaar. Eigenaar Dik Wessels: ,,Het is 10 tot 15 procent goedkoper dan wanneer we dezelfde woning op de traditionele manier zouden bouwen. En de faalkosten liggen een lager. Deze manier van werken, met prefabproductie in de fabriek en afmonteren op de bouwplaats, heeft de toekomst."[2]
     Peter Jackson rondde onlangs het derde deel uit zijn Hobbit-trilogie af. Na de promotietour gaat de 53-jarige filmmaker de lange blu-rayversie van The Hobbit 3: Battle of the Five Armies afmonteren. Daarna gaat hij samen met Steven Spielberg een nieuwe Kuifje-film maken.[3]
     De meeste van zijn producties in de jaren negentig en nul grossieren bovendien in Academy Award-nominaties. Voor Million Dollar Baby verzilvert hij er in 2004 weer twee, andermaal voor Beste Film en Regisseur. Momenteel is hij (weer als regisseur) zijn 67ste film, Hereafter, aan het afmonteren.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Wessels: 'Huis in één dag heeft de toekomst'” (12-10-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron “Jackson schrijft 'soort Heavenly Creatures'” (13 dec. 2014), De Telegraaf
  4.   Weblink bron “Clint 80” (28/05/2010), HP de Tijd