Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·leefd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afgeleefd afgeleefder afgeleefdst
verbogen afgeleefde afgeleefdere afgeleefdste
partitief afgeleefds afgeleefders -

Bijvoeglijk naamwoord

afgeleefd

  1. oud en versleten
    • Het afgeleefde huis kon maar moeilijk verkocht worden. 
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: afleven…
verbogen vorm: afgeleefde

afgeleefd

  1. voltooid deelwoord van afleven

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be