afgelasten
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afgelasten | afgelastend |
afgelasting | afgelast |
- Geluid: afgelasten (hulp, bestand)
- IPA: /'ɑfxəˌlɑstə(n)/
- af·ge·las·ten
- samenstelling van af bw en gelasten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afgelasten /'ɑfxəˌlɑstə(n)/ |
gelastte af /ɣə'lɑstə ʔ'ɑf/ |
afgelast /'ɑfxəˌlɑst/ |
zwak -t | volledig |
afgelasten
- overgankelijk de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
- In verband met de terroristische aanslag werd besloten alle wedstrijden af te gelasten.
1. de opdracht geven om iets niet door te laten gaan
- Het woord afgelasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afgelasten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be