• ge·last·te af
vervoeging van
afgelasten

gelastte af

  1. enkelvoud verleden tijd van afgelasten
    • Ik gelastte af. 
    • Jij gelastte af. 
    • Hij, zij, het gelastte af. 
     Twee weken achter elkaar gelastte de Kaper het ijshockey in het Vasaparken tijdens het enige dubbeluur gymnastiek per week af.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767