adorabel
- ado·ra·bel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbiddelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1720 [1]
- uit het Frans [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | adorabel | adorabeler | adorabelst |
verbogen | adorabele | adorabelere | adorabelste |
partitief | adorabels | adorabelers | - |
adorabel [3]
- van een persoon dat je die persoon heel mooi en aardig vindt
- - Vrolijke Kerst (VPRO). Tragikomische jeugdserie voor de hele familie in de vorm van een bewegende adventskalender. Elke dag gaat er een deur of een raam open voor een door faillissement op drift geraakt Goois gezin, op zoek naar onderdak en nieuwe strategieën om het met elkaar en de rest van de wereld te rooien. Falende vader, opportunistische moeder, opstandige puber en toch allen zeer adorabel. Bedacht door Alexandra Penrhyn Lowe en geregisseerd door Anna van der Heide. [4]
- Het woord adorabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adorabel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "adorabel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ adorabel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Hans Beerekamp 31 december 2014
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be