accessoire
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accessoire (hulp, bestand)
- IPA: /ˌɑsəˈswar/, /ˌɑksɛˈswar/
Woordafbreking
- ac·ces·soi·re
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accessoire | accessoires |
verkleinwoord | accessoiretje | accessoiretjes |
Zelfstandig naamwoord
het accessoire o
- een attribuut dat als aanvulling dient
- Je hebt laatst hele mooie accessoires gekocht.
Vertalingen
1. een attribuut dat als aanvulling dient
Bijvoeglijk naamwoord
accessoire
- verbogen vorm van de stellende trap van accessoir
Gangbaarheid
- Het woord accessoire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "accessoire" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ accessoire op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
- Geluid: accessoire (hulp, bestand)
- IPA: /akseswaʁ/
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk / vrouwelijk |
accessoire | accessoires |
Bijvoeglijk naamwoord
accessoire
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
accessoire | l'accessoire | accessoires | les accessoires |
Zelfstandig naamwoord
accessoire m