Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·be·ho·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen bijbehorend
verbogen bijbehorende

Bijvoeglijk naamwoord

bijbehorend

  1. deel uitmakend van één geheel
     De nieuwbouw van de Tweemaster-Kameleon heeft een lange aanloop gehad. De discussie over de nieuwbouw duurt al zo'n twintig jaar. In de gemeenteraad zijn lange debatten geweest over het onderwerp. Zo zijn verschillende locaties aan bod gekomen, maar steeds was er te weinig ruimte voor een brede basisschool met bijbehorende voorzieningen.[1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “School in Oost-Souburg achterstevoren gebouwd: 'Bizar'” (11 mei 2022), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be