Nederlands

 
Verschillende accessoires bij de damesmode in 1931.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ces·soi·res
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijkomende zaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1503 [1]

Zelfstandig naamwoord

de accessoiresmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord accessoire

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Frans

Bijvoeglijk naamwoord

accessoires

  1. vrouwelijk en mannlijk meervoud van accessoire

Zelfstandig naamwoord

accessoires mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord accessoire