aardbeibladaaltje

Nederlands

Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • aard·bei·blad·aal·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord aardbeibladaaltje aardbeibladaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het aardbeibladaaltjeo dim. tant.

  1. (wormen) Aphelenchoides fragariae   een bladaaltje   dat tot de familie Aphelenchoididae   behoort en werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven in 1891 door Ritzema Bos  , die van E. A. Ormerod besmette aardbeienplanten uit Engeland naar Ritzema-Bos kreeg. Het komt in Nederland onder andere voor in de vollegrond op aardbeien, chrysanten en pioenrozen, maar kan ook andere siergewassen, bomen, struiken en onkruiden aantasten
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie