aanstaand
- aan·staand
vervoeging van: | aanstaan |
verbogen vorm: | aanstaande |
áánstaand
- onvoltooid deelwoord van áánstaan
- attributief gebruikt dat wat aanstaat
- De brand ontstond na kortsluiting in een aanstaande televisie.
stellend | |
---|---|
onverbogen | aanstaand |
verbogen | aanstaande |
partitief | aanstaands |
aanstáánd (soms ook: áánstaand)
- eerstvolgend, komend
- De volgende vergadering zal aanstaande maandag plaats vinden.
- De aanstaande moeder verwacht over één maand haar baby.
- De aanstaande president wordt morgen gekozen.
- ▸ Aangezien de tweeling vrijdagavond steevast bloednerveus werd vanwege de aanstaande cadeautjes en het partijtje, sliep niemand die nacht fatsoenlijk.[1]
- ▸ De zoon was eindelijk in behouden haven, als je dat kon zeggen van een aanstaande marineofficier die niet op zee zou opereren.[2]
- Het woord aanstaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanstaand" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044625691
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be