aanstaande
- Geluid: aanstáánde (hulp, bestand)
- IPA: / anˈstandə / (3 lettergrepen)
- Geluid: áánstaande (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanstandə / (3 lettergrepen)
- aan·staan·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanstaande | aanstaanden |
verkleinwoord | - | - |
- verloofde
- Hij wou graag met zijn aanstaande op vakantie.
áánstaande
- verbogen vorm van de stellende trap van aanstaand
- Wij gaan aanstaande zondag naar Deventer om de wedstrijd te zien.
- ▸ Aangezien de tweeling vrijdagavond steevast bloednerveus werd vanwege de aanstaande cadeautjes en het partijtje, sliep niemand die nacht fatsoenlijk.[2]
- ▸ De resten zullen nog tot aanstaande zaterdag te zien zijn. Voor wie niet naar Padua kan afreizen heeft de kerk een webcam opgehangen die 24 uur per dag uitzendt.[3]
- ▸ De zoon was eindelijk in behouden haven, als je dat kon zeggen van een aanstaande marineofficier die niet op zee zou opereren.[4]
aanstáánde
- verbogen vorm van de stellende trap van aanstaand bij plaatsing achter een zelfstandig naamwoord dat een datum aanduidt
- Zondag aanstaande ga ik naar de verjaardag van mijn moeder.
vervoeging van: | aanstaan |
áánstaande
- verbogen vorm van aanstaand, het onvoltooid deelwoord van áánstaan
- Door de aanstaande radio kon ik niet verstaan wat ze zei.
- De haar nog het meest aanstaande schoenen waren veel te duur.
- Het woord aanstaande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanstaande" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ aanstaande op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron “Italianen in de rij voor St. Antonius” (Maandag 15 februari 2010, 15:51), NOS
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be