Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spre·kend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aanspreken
verbogen vorm: aansprekende

aansprekend

  1. onvoltooid deelwoord van aanspreken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aansprekend aansprekender aansprekendst
verbogen aansprekende aansprekendere aansprekendste
partitief aansprekends aansprekenders -

Bijvoeglijk naamwoord

aansprekend

  1. opvallende goed
     Vier maanden verbleef Sifan Hassan in haar geboorteland Ethiopië om zich voor te bereiden op haar eerste marathon. De tweevoudig olympisch kampioene werkte met haar coach Tim Rowberry op 2.700 meter hoogte om zondag in de prestigieuze Londen Marathon bij haar debuut een aansprekend resultaat neer te zetten. Haar hoofd zit echter vol twijfels. "Ik ben een beetje bang voor het onbekende", geeft de 30-jarige atlete toe.[1]
     Jonker heeft dan ook voor het komende WK - van 20 juli tot 20 augustus in Nieuw-Zeeland en Australië - niet alleen als doel gesteld om te winnen. "We willen ook aansprekend voetbal spelen, want daarmee maken we het voetbal populair. En doelstelling drie is inspireren. Dat mensen het willen zien, willen spelen. Dat mensen ervan gaan en blijven houden."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Marathondebuut Hassan in Londen vol onzekerheden en twijfels: 'Ben beetje bang'” (18 april 2023, 06:37), NOS
  2.   Weblink bron “Populariteit Oranjevrouwen in dipje zes jaar na EK-titel: 'Altijd in golfbewegingen'” (19 mei 2023, 06:38), NOS