aanschrijden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanschrijden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanschrijden | aan te schrijden | ||||||
toekomend | zullen aanschrijden aan zullen schrijden |
te zullen aanschrijden aan te zullen schrijden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | aangeschreden | te aangeschreden | ||||||
toekomend | aangeschreden zullen | aangeschreden te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
aanschrijdend | aangeschreden | ev. schrijd aan |
mv. verouderd schrijdt aan |
schrijde aan (bijzin) aanschrijde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schrijd aan | schrijdt aan | schrijdt aan | schrijdt aan | schrijdt aan | schrijden aan | schrijden aan | schrijden aan | |
verleden (o.v.t.) | schreed aan | schreed aan | schreed aan | schreed aan | schreed aan | schreden aan | schreden aan | schreden aan | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanschrijden | zult/zal aanschrijden | zult/zal aanschrijden | zult aanschrijden | zal aanschrijden | zullen aanschrijden | zullen aanschrijden | zullen aanschrijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanschrijden | zou aanschrijden | zou(dt) aanschrijden | zoudt aanschrijden | zou aanschrijden | zouden aanschrijden | zouden aanschrijden | zouden aanschrijden | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | aanschrijd | aanschrijdt | aanschrijdt | aanschrijdt | aanschrijdt | aanschrijden | aanschrijden | aanschrijden | |
verleden (o.v.t.) | aanschreed | aanschreed | aanschreed | aanschreed | aanschreed | aanschreden | aanschreden | aanschreden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanschrijden aan zal schrijden |
zult/zal aanschrijden aan zult/zal schrijden |
zult/zal aanschrijden aan zult/zal schrijden |
zult aanschrijden aan zult schrijden |
zal aanschrijden aan zal schrijden |
zullen aanschrijden aan zullen schrijden |
zullen aanschrijden aan zullen schrijden |
zullen aanschrijden aan zullen schrijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanschrijden aan zou schrijden |
zou aanschrijden aan zou schrijden |
zou(dt) aanschrijden aan zou(dt) schrijden |
zoudt aanschrijden aan zoudt schrijden |
zou aanschrijden aan zou schrijden |
zouden aanschrijden aan zouden schrijden |
zouden aanschrijden aan zouden schrijden |
zouden aanschrijden aan zouden schrijden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |