• aan·ge·wend
  • vervoeging van aanwenden: voltooid deelwoord
  • vervoeging van aanwennen: voltooid deelwoord
vervoeging van: aanwenden…
verbogen vorm: aangewende

aangewend

  1. voltooid deelwoord van aanwenden
    • Deze techniek zal in de toekomst vaker aangewend worden. 
vervoeging van: aanwennen…
verbogen vorm: aangewende

aangewend

  1. voltooid deelwoord van aanwennen
    • Ik heb mezelf aangewend om elke dag twee liter water te drinken. 
stellend
onverbogen aangewend
verbogen aangewende
partitief aangewends

aangewend

  1. voor een bepaald doel gebruikt
    • Tot nu toe stond de rechter toe dat de politie panden 'strafrechtelijk ontruimde' na 'huisvredebreuk' door krakers. Nu hebben rechtbanken bepaald dat de aangewende wetsartikelen (138 en 429 Wetboek van Strafrecht) wél legitimeren dat krakers worden gearresteerd, maar níét dat de gekraakte panden worden teruggegeven aan de eigenaar. [1] 
    • 'Zoo geraakte het gebruik van een warm middagmaal in discrediet. De zakjes met brood verdreven in snel tempo het aangewende hulpmiddel van pannetjes en potjes, die naar fabriek of werkplaats gebracht werden en in den regel voor drievierde met aardappelen gevuld werden,' aldus Amsterdamse socialist Monne de Miranda in 1921. [2] 
  1. Het Parool 10 februari 2009 Ontruimen mag straks niet meer
  2. Het Parool Charlotte Kleyn23 januari 2019 Wat leren we van het beroemde lijstje van Michelangelo?