aandiepen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aandiepen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aandiepen | aan te diepen | ||||||
toekomend | zullen aandiepen aan zullen diepen |
te zullen aandiepen aan te zullen diepen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangediept | te hebben aangediept | ||||||
toekomend | aangediept zullen hebben | aangediept te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
aandiepend | aangediept | ev. diep aan |
mv. verouderd diept aan |
diepe aan (bijzin) aandiepe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | diep aan | diept aan | diept aan | diept aan | diept aan | diepen aan | diepen aan | diepen aan | |
verleden (o.v.t.) | diepte aan | diepte aan | diepte aan | diepte aan | diepte aan | diepten aan | diepten aan | diepten aan | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aandiepen | zult/zal aandiepen | zult/zal aandiepen | zult aandiepen | zal aandiepen | zullen aandiepen | zullen aandiepen | zullen aandiepen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aandiepen | zou aandiepen | zou(dt) aandiepen | zoudt aandiepen | zou aandiepen | zouden aandiepen | zouden aandiepen | zouden aandiepen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | aandiep | aandiept | aandiept | aandiept | aandiept | aandiepen | aandiepen | aandiepen | |
verleden (o.v.t.) | aandiepte | aandiepte | aandiepte | aandiepte | aandiepte | aandiepten | aandiepten | aandiepten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aandiepen aan zal diepen |
zult/zal aandiepen aan zult/zal diepen |
zult/zal aandiepen aan zult/zal diepen |
zult aandiepen aan zult diepen |
zal aandiepen aan zal diepen |
zullen aandiepen aan zullen diepen |
zullen aandiepen aan zullen diepen |
zullen aandiepen aan zullen diepen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aandiepen aan zou diepen |
zou aandiepen aan zou diepen |
zou(dt) aandiepen aan zou(dt) diepen |
zoudt aandiepen aan zoudt diepen |
zou aandiepen aan zou diepen |
zouden aandiepen aan zouden diepen |
zouden aandiepen aan zouden diepen |
zouden aandiepen aan zouden diepen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangediept | hebt aangediept | hebt/heeft aangediept | hebt aangediept | heeft aangediept | hebben aangediept | hebben aangediept | hebben aangediept | |
verleden (v.v.t.) | had aangediept | had aangediept | had aangediept | hadt aangediept | had aangediept | hadden aangediept | hadden aangediept | hadden aangediept | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangediept hebben | zal/zult aangediept hebben | zult/zal aangediept hebben | zult aangediept hebben | zal aangediept hebben | zullen aangediept hebben | zullen aangediept hebben | zullen aangediept hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangediept hebben | zou aangediept hebben | zou/zoudt aangediept hebben | zoudt aangediept hebben | zou aangediept hebben | zouden aangediept hebben | zouden aangediept hebben | zouden aangediept hebben |