Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aalen
  • aa·len
  • Afleiding van Duits:  Aal zn  in de zin van 'sich winden wie ein Aal' ("kronkelen als een aal")
Naar frequentie 153226
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aalen
aalte
(hat) geaalt
zwak volledig

(sich) aalen

  1. wederkerend lekker languit liggen, zich in de zon koesteren
    «Einen Strandkorb mieten, sich in der Sonne aalen, mit den Kindern Sandburgen bauen und sich ab und zu ins kühle Nass stürzen… das ist Urlaubsfreude pur.»
    Een strandstoel huren, in de zon lekker languit liggen, zandkastelen bouwen met de kinderen en af en toe in het koele water duiken, dat is puur vakantieplezier.
  • sich in der Sonne aalen
zich in de zon koesteren


  • aa·len
  • Afgeleid van de eigennaam Aalen

aalen m onbezield

  1. (geologie) Aalenien, Aaleniaan