Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schtee·gruck
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schteegruck der Schteegruck Schteegrick die Schteegrick
datief me Schteegruck em Schteegruck Schteegrick de Schteegrick
accusatief en Schteegruck der Schteegruck Schteegrick die Schteegrick

Zelfstandig naamwoord

Schteegruck, m

  1. (gereedschap), (huishouden) een stenen kruik
Hyperoniemen
Opmerkingen