Schreiwer
- Schrei·wer
- Naamwoord van handeling van het Pennsylvania-Duitse werkwoord schreiwe met het achtervoegsel -er
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Schreiwer | der Schreiwer | Schreiwer | die Schreiwer |
datief | me Schreiwer | en Schreiwer | Schreiwer | de Schreiwer |
accusatief | en Schreiwer | der Schreiwer | Schreiwer | die Schreiwer |
Schreiwer, m
- (beroep), (letterkunde) auteur, letterkundige, literator, schrijver
- «Er waar en arrig bschaffigte Dichder un Schreiwer.»
- Hij was een erg bezige dichter en schrijver.
- «Er waar en arrig bschaffigte Dichder un Schreiwer.»
- (juridisch) vastgoedmakelaar
- Duits:
- [1]: Autor zn m, Schreiber, m, Schriftsteller, m
- [2]; Immobilienmakler zn
- Engels:
- [1]: writer, penman, scribe
- [2]: conveyancer