• Hen·ke·glaas
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Henkeglaas es Henkeglaas Henkeglesser die Henkeglesser
datief me Henkeglaas em Henkeglaas Henkeglesser de Henkeglesser
accusatief en Henkeglaas es Henkeglaas Henkeglesser die Henkeglesser

Henkeglaas, o

  1. (drinken) drinkbeker met handvat