• But·ter·lef·fel
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Butterleffel der Butterleffel Butterleffle die Butterleffle
datief me Butterleffel em Butterleffel Butterleffle de Butterleffle
accusatief en Butterleffel der Butterleffel Butterleffle die Butterleffle

Butterleffel, m

  1. (gereedschap), (historisch), (huishouden) boterlepel (houten lepel om boter uit de boterton te scheppen)