Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: beëlzebub


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Beël·ze·bub, Be·el·ze·bub
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Beëlzebub
verkleinwoord - -

Eigennaam

Beëlzebub m

  1. (religie) Filistijnse godheid, later in het christendom opgevat als de heerser over de duivels
     De beul is niet eng, maar het vooruitzicht om voor al deze mensen mee te moeten doen aan een genant rollenspel, en een geinig antwoord klaarhebben op vragen als: „Heb jij naakt rond een vuur gedanst en Beëlzebub aangeroepen?”, is des te enger.[4]
     God heeft één naam.
    De duivel heet Satan, Lucifer, Beëlzebub, Belial, Moloch, Mammon. Om er maar een paar te noemen. Hij heet zelfs Joost.
    [5]
  2. verouderde spelling of vorm van beëlzebub tot 2006
     Het lijdend voorwerp van de vernedering is meestal een sullige man met een `maagdelijk hart' die te laat beseft dat hij een ware Beëlzebub in huis heeft gehaald.[6]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] de duivel uitdrijven met Beëlzebub
    een oplossing kiezen die een ander, minstens even groot probleem oplevert
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Beëlzebub op website: Etymologiebank.nl
  3. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  4.   Weblink bron
    Renske de Greef
    “‘Heb jij naakt rond een vuur gedanst en Beëlzebub aangeroepen?’” (23 oktober 2009) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Gerrit Komrij
    “De verlokkingen van de duivel; De Man met de Vele Gezichten” (27 december 1991) op nrc.nl  
  6.   Weblink bron
    Peter Drehmanns
    “De Duivel in huis” (5 oktober 2001) op nrc.nl