2. svátek vánoční
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /drʊɦiː svaːtek vaːnɔʧɲiː/
Woordafbreking
- 2. svá·tek vá·noč·ní
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van de het telwoord 2., het zelfstandig naamwoord svátek en het bijvoeglijk naamwoord vánoční
Zelfstandig naamwoord
- (religie)(kerst) tweede kerstdag; een christelijke feestdag op 26 december
Verbuiging
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.