[1]: Et øye.
Een oog.
[2]: En flue met røde øyne på stilker.
Een vlieg met rode ogen op steeltjes.
[3]: Seks øyne på en terning.
Zes ogen op een dobbelsteen.
  • øye
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord auga.


Naar frequentie 960
vervoeging
onbepaalde wijs øye
tegenwoordige tijd øyer
verleden tijd øyde
voltooid
deelwoord
øyd
onvoltooid
deelwoord
øyende
lijdende vorm øyes
gebiedende wijs øy
vervoegingsklasse Klasse 3 zwak
opmerking

øye

  1. onovergankelijk boren (van kleine gaten)


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øye     øyet     øyne
øyer  
  øya
øyene
øynene  
genitief   øyes     øyets     øyers
øynes  
  øyas
øyenes
øynenes  

øye o

  1. (anatomie) oog
    «Øyet hos fuglene har i motsetning til øyet hos pattedyr ikke en rund form, men en konkav.»
    Het oog van vogels is in tegenstelling tot het oog van zoogdieren niet van ronde maar van concave vorm.
  2. gat, kram, lus, oog (een kleine opening)


  • øye
vervoeging
onbepaalde wijs øye
øya
tegenwoordige tijd øyar
verleden tijd øya
voltooid
deelwoord
øya
onvoltooid
deelwoord
øyande
lijdende vorm øyast
(bijvorm): øyas
gebiedende wijs øy
øye
øya
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

øye

  1. overgankelijk jammeren, klagen
    «Dei øya og gret.»
    Ze jammerden en huilden.