zwerm

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwerm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwerm | zwermen |
verkleinwoord | zwermpje | zwermpjes |
Zelfstandig naamwoord
zwerm m
- een grote groep gezamenlijk op- en rondtrekkende personen, dieren of zaken, gewoonlijk vogels of insecten
- Onze oogst werd opgevreten door een zwerm sprinkhanen.
- ▸ Ik rende hard weg maar werd achtervolgd door een zwerm zwarte insecten.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een grote groep gezamenlijk op- en rondtrekkende personen, dieren of zaken, gewoonlijk vogels of insecten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwermen |
zwerm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwermen
- Ik zwerm.
- gebiedende wijs van zwermen
- Zwerm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwermen
- Zwerm je?
Gangbaarheid
- Het woord zwerm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zwerm" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "zwerm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwerm op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Limburgs
Uitspraak
- IPA: /zwærm̩/ (Etsbergs)