• zwer·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwermen
zwermde
gezwermd
zwak -d volledig

zwermen

  1. in een zwerm vliegen
    • De wespen zwermden samen in het rond. 
     Die zwermen daar in groten getale rond.[1]
  2. zwerven, doelloos rondlopen

de zwermenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwerm
     - Voor het feit dat rond diezelfde tijd door botsende zwermen puin onze aarde werd gevormd - een door lava overspoelde onbewoonbare rots, die door de zwaartekracht toevallig als derde planeet in een baan rond de zon werd gebracht - precies op de juiste afstand (0,38 tot 1 astronomische eenheden) voor het ontstaan van leven.[2]
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X
  2. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be