zwemdok
  • zwem·dok
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemdok zwemdokken
verkleinwoord

het zwemdoko

  1. afgesloten ruimte waar men kan zwemmen
    • De Oude Zwemdok aan het Rode Kruisplein staat al jaren leeg. Het zwembad is niet meer toegankelijk voor het publiek en staat te verkommeren. Jarenlang heeft het dossier in een dood straatje gezeten. Het stadsbestuur zal nu de nodige restauraties uitvoeren aan de buitenkant van het gebouw. Voor de binnenkant wordt naar een nieuwe bestemming gezocht. [2] 
    • In het plan wordt voorgesteld om het water in het dok te laten zuive­ren. Op die manier ontstaat een mogelijkheid om een zwemdok aan te leggen. De kade zou een aantrekkelijke zone worden waar­ op een centraal uitkijkpunt wordt geplaatst. Via een passerelle zou ze worden verbonden met de over­kant van de straat. De achterlig­gende buurt zou door het door­ trekken van enkele straten uit haar isolement worden gehaald. [3] 
46 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]