Bereide zuurkool


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuur·kool
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ingemaakte wittekool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1676 [1]
  • samenstelling van  zuur  en  kool 
enkelvoud meervoud
naamwoord zuurkool -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zuurkoolv / m

  1. (voeding) fijngesneden en licht gezouten kool die enige tijd gefermenteerd is
    • De fazant wordt opgediend met zuurkool, spek en rookworst. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen