zuurkool
- zuur·kool
- In de betekenis van ‘ingemaakte wittekool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1676 [1]
- samenstelling van zuur en kool
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuurkool | - |
verkleinwoord |
- (voeding) fijngesneden en licht gezouten kool die enige tijd gefermenteerd is
- De fazant wordt opgediend met zuurkool, spek en rookworst.
-
Artisanale bereiding van zuurkool
-
Zuurkool tijdens het conserveren
-
In de Elzas is zuurkool, de choucroute, een specialiteit
1. fijngesneden en licht gezouten kool die enige tijd gefermenteerd is
- Het woord zuurkool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuurkool" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zuurkool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be