zomergraan
- Geluid: zomergraan (hulp, bestand)
- zo·mer·graan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomergraan | zomergranen |
verkleinwoord |
het zomergraan o
- (landbouw) graan dat men in het voorjaar plant en in de zomermaanden kan oogsten
- ▸ Ook de opbrengst van het zomergraan valt naar verwachting een derde lager uit dan normaal.[2]
- ▸ Zeker 20 procent van het gezaaide zomergraan is kapot, bij suikerbieten gaat om 10 procent. Op bepaalde plekken gaat het om veel hogere percentages, zo vreest LTO-Noord. Veel boeren zullen opnieuw moeten zaaien of bijzaaien.[3]
1. graan dat men in het voorjaar plant en in de zomermaanden kan oogsten
- Het woord zomergraan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marthy Rothe“Aanzienlijke schade boeren en tuinders door aanhoudende droogte
Hitte treft landbouw in het oosten” (14-07-2006), Tubantia
- ↑ Weblink bron 19-04-2013“Jonge aanplant gezandstraald door storm” (19-04-2013), Reformatorisch Dagblad