zinsverbijstering
- zins·ver·bijs·te·ring
- samenstelling van zin zn en verbijstering zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zinsverbijstering | zinsverbijsteringen |
verkleinwoord |
de zinsverbijstering v
- (medisch) tijdelijke periode van waanzin
- In een vlaag van zinsverbijstering sprong de man het veld op en wist hij de vijandelijke doelpoging te verijdelen met een prachtige sliding tackle. En hij had ondertussen ook nog zijn medische tassen vast! [2]
- De echtgenoot van de vrouw trof het drietal dinsdagavond aan. Justitie stelde dat de zelfmoorden plaatsvonden uit „collectieve zinsverbijstering.” [3]
- Het woord zinsverbijstering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zinsverbijstering" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 25 sep. 2012 Doldwaze verzorger belet aanvaller te scoren
- ↑ Reformatorisch Dagblad 18-08-2010 Drievoudige zelfmoord gezin België
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be