• zij·den
  • Afgeleid van zijde met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen zijden

zijden

  1. van zijde, van zijdegaren vervaardigd
    • Die zijden sjaal voelt enorm zacht aan. 
  2. op zijde gelijkend, als van zijde, zacht en glanzend
    • Ik streelde haar zijden huid. 

de zijdenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zijde
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord zij
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be