boven links van het midden 4 opgevouwen 7 klappers
  • ze·ven·klap·per
enkelvoud meervoud
naamwoord zevenklapper zevenklappers
verkleinwoord

de zevenklapperm

  1. knalvuurwerk dat zeven knallen veroorzaakt
    • Elf kilometer verderop, in Hilversum, helpt Arlers zus Catie met het lossen van de vrachtwagen. Ook hier bij De Zevenklapper, de feestwinkel die vader Cor in 1959 oprichtte, moeten de klanten geduld hebben. 'Hij begon met zevenklappers, strijkers, kanonslagen en grondbloemen', weet Evelien Arler nog. Glimlachend: Ér lag toen veel meer knalvuurwerk dan nu. [2] 
  2. (figuurlijk) iets (vaak een wedstrijd) waarin één partij 7x scoort.
    • Van een spannend restant van de tweede helft zou echter absoluut geen sprake zijn. City herstelde zich razendsnel en walste in een moordend tempo over Stoke heen. Jesus, Fernandinho (prachtig afstandsschot), Leroy Sané en Bernardo Silva gaven de zevenklapper gestalte: 7-2. City heeft nu twee punten meer dan United en is koploper.[3] 
    • "We moeten ons doorontwikkelen als we balbezit hebben op de helft van de tegenstander. Daar moeten we meer uithalen. Het wordt een ander soort wedstrijd dan vorige week. Willem II speelt defensiever, de ruimtes zijn kleiner", aldus Cocu refererend aan de zevenklapper van PSV bij FC Utrecht: 7-1 zege.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Mark Misérus 31 december 2017
  3. de Telegraaf 14 okt. 2017
  4. de Telegraaf 29 sep. 2017