• zelf·me·de·lij·den
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfmedelijden
verkleinwoord

het zelfmedelijdeno

  1. dat je het jammer vindt voor jezelf
    • Hij had veel zelfmedelijden omdat hij een onvoldoende voor de toets had gehaald. Terwijl hij er hard voor had gestudeerd. 
    • Hij is charmant, open en heeft gevoel voor humor. Zelfmedelijden ligt op de loer, maar krijgt niet veel kans. Zijn hele bezit bestaat uit een halflege plastic zak, waarin een tondeuse zit die hij oplaadt in de bibliotheek: „Je bent nu eenmaal een valse nicht,” zegt hij meerdere keren over zichzelf, net als de krachtterm „krijg de tandjes!” [1] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Hans Beerekamp 26 oktober 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be