tondeuse
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ton·deu·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘haarknipapparaat’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tondeuse | tondeuses |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- apparaat om haar kort af te knippen, maar dus niet om haar helemaal weg te scheren
- ‘Een bros scheren vraagt om een zekere vaardigheid. De techniek van mijn vriend is veel verbeterd, maar hij is nog te voorzichtig. Ik ga er nadien nog eens zelf over met de tondeuse. Mensen hebben er geen benul van, maar het is heel belangrijk om precies te scheren, vooral rond de oren en in de nek. Bij mannen moet daar recht geschoren worden, bij vrouwen eindigt het haar in het midden van de nek in een puntje.’[4]
- Carlo Boszhard liep de afgelopen tijd rond met prominente kinbeharing, maar de presentator heeft toch maar besloten zijn hipsterbaardje te millimeteren. Waarom Carlo toch maar weer de tondeuse pakte is onbekend. Zijn vriend Herald heeft nog wel een baard.[5]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. apparaat om haar kort af te knippen
Gangbaarheid
- Het woord tondeuse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tondeuse" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "tondeuse" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tondeuse op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 16 SEPTEMBER 2017
- ↑ Tubantia Tom Tates en Suzanne Borgdorff 13-NOVEMBER-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be