Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·her·stel·lend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zelfherstellend zelfherstellender zelfherstellendst
verbogen zelfherstellende zelfherstellendere zelfherstellendste
partitief zelfherstellends zelfherstellenders -

Bijvoeglijk naamwoord

zelfherstellend

  1. automatisch zichzelf weer kunnen herstellen na een beschadiging
     Bovendien werd openbaarmaking nodig bevonden om het zelfherstellend vermogen van de wetenschap te tonen en om de reputatie van de universiteit te redden.[1]
     Netbeheerder Stedin heeft vandaag in Rotterdam, Barendrecht en Ridderkerk een volledig zelfherstellend elektriciteitsnet in gebruik genomen. Hierdoor wordt een eventuele storing teruggebracht van gemiddeld 2 uur naar 1 minuut.[2]
  2. zichzelf genezend
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Mark Buck
    “'Geheimhouding rapport Vonk past universiteit niet'” (29-11-2011), Tubantia
  2.   Weblink bron “Stedin neemt zelfherstellend elektriciteitsnet in gebruik” (28-02-2014), Tubantia