Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ge·ne·zend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfgenezend
verbogen zelfgenezende
partitief zelfgenezends

Bijvoeglijk naamwoord

zelfgenezend

  1. zonder tussenkomst van een arts of hulpverlener herstellend
     Arts en auteur Henk Fransen verzorgt op vrijdag 30 oktober een lezing over het zelfgenezend vermogen.[1]
     Een zelfgenezend hart voor iedereen. GI Robot voert onze oorlogen. Nederland is een onthaast rollatorland. Toerisme is nog veel massaler. De laatste vleeseter doet het licht uit. Om de liberale islam maakt niemand zich meer druk. Vrouwen hebben definitief de macht gegrepen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Lezing over zelf- genezend vermogen” (13-10-2009), Tubantia
  2.   Weblink bron “HP/De Tijd bestaat 20 jaar en kijkt terug en vooruit” (14/09/2010), HP de Tijd