zelfbelang
- Geluid: zelfbelang (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzeləvbəˌlɑŋ / (3 of 4 lettergrepen)
- zelf·be·lang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbelang | zelfbelangen |
verkleinwoord |
het zelfbelang o
- eigen voordeel dat degene die een handeling verricht daar zelf bij heeft
- ▸ Als mensen echt in iets geloven, zegt Salvi, dan zien ze de waarheid ook in een bepaald licht. Dat geldt voor Trump en zijn mensen (,,Al moeten we het zelfbelang niet onderschatten; verkeren in de nabijheid van de macht is zeer aantrekkelijk"), maar ook voor al diegenen die op Trump hebben gestemd of die blij zijn dat er eindelijk iemand is die net zo denkt als zij.[2]
- ▸ In een column over Gerrit Zalm die ik schreef naar aanleiding van zijn opportunistische op zelfbelang gestoelde wens om ons hypotheken te laten aflossen, haalde ik, tot slot, de intelligente woorden van de beroemdste econoom allertijden [sic!] Keynes aan.[3]
- Het woord zelfbelang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Mark van Assen“Een beetje jokken is oké, maar liegen...” (25-02-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Macht van de banken te groot” (04 feb. 2013), De Telegraaf