zekerheid
- ze·ker·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zekerheid | zekerheden |
verkleinwoord | zekerheidje | zekerheidjes |
de zekerheid v
- het uitgesloten zijn van andere mogelijkheden
- Had je maar zekerheid!
- ▸ Myra is een stadje in Lycië, aan de zuidkust van Turkije. Daar hebben twee bisschoppen gewoond die Nicolaas heetten. De eerste leefde in het begin van de vierde eeuw en de geleerden zijn het nog steeds niet met elkaar eens of over hem iets met zekerheid kan worden gezegd.[1]
- ▸ Gelukkig dekte mijn zorgverzekeraar mijn avontuur, maar voor de zekerheid had ik een aanvullende search and rescue-polis afgesloten mocht ik met de helikopter geëvacueerd moeten worden.[2]
- (juridisch) onderpand
- zekerheidshalve, zekerheidsmaatregel, zekerheidsrecht, zekerheidsregeling, zekerheidsstelsel, zekerheidssysteem, zekerheidstelsel, zekerheidstelling, zekerheidsuitgave, zekerheidswetgeving
- Het woord zekerheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zekerheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be