zegsvrouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zegs·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zeg ww en vrouw met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zegsvrouw | zegsvrouwen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zegsvrouw v
- (beroep) een vrouwspersoon die in naam van een organisatie het woord voert
- De zegsvrouw heeft daarover tijdens de persconferentie geen commentaar willen geven.
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zegsvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zegsvrouw" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be